Bijlagen bij scriptie

Wat moet daar in staan?

Om je scriptie niet te lang te maken, gebruik je vaak bijlagen aan het eind van je scriptie. Daarin neem je belangrijke informatie op die niet in de tekst zelf thuis hoort. Denk aan interviewtranscripten, enquêtes of tabellen met SPSS-resultaten. Waar zet je de bijlagen bij je scriptie precies? Wat zijn voorbeelden van bijlagen waar je aan kunt denken?

Wat zijn de bijlagen?

Je kent de bijlage vast wel van e-mails. In je scriptie gebruik je bijlagen op dezelfde manier als in een e-mail. Sommige informatie zet je niet in de e-mail zelf, omdat de e-mail dan erg lang en overzichtelijk wordt. Dan zet je die in de bijlage. Hetzelfde geldt voor je scriptie.

In de bijlagen bij je scriptie zet je informatie die voor de hoofdtekst te gedetailleerd is, maar die wel belangrijk is voor je onderzoek. Zo kun je in de scriptietekst zelf kort maar krachtig je punt maken, maar neem je deze belangrijke informatie wel op voor de lezer. In de tekst zelf verwijs je naar de bijlagen, zodat de geïnteresseerde lezer daar de gedetailleerde informatie kan terugvinden. Ik vind dit eigenlijk dubbelop i.c.m. met de vorige zin. Zelfde inhoud, maar anders verwoord. 

Voorbeelden van bijlagen bij je scriptie

Je kunt allerlei soorten informatie in de bijlagen zetten. Voorbeelden van bijlagen zijn:

  • Extra resultaten. Alleen de belangrijkste resultaten laat je in de hoofdtekst terugkomen. Deze ondersteunen je verhaal. Aanvullende informatie die er voor de onderzoeksvraag minder toedoet, zet je in de bijlagen bij je scriptie. Denk aan extra tabellen of figuren.
  • Interviewtranscripten. In de hoofdtekst zal je alleen hier en daar een kort citaat uit interviews laten terugkomen. De volledige interviewtranscripten kun je in de bijlagen van je scriptie zetten.
  • De afgenomen enquête. Geïnteresseerde lezers zijn vast benieuwd welke enquêtevragen je precies hebt gesteld aan respondenten. Het voert te ver om de volledige enquête in je methodehoofdstuk te zetten. Daarom kun je de complete enquête kwijt in de bijlagen. Hier verwijs je naar in het methodehoofdstuk. Uiteraard licht je in het methodehoofdstuk toe hoe je tot bepaalde vragen bent gekomen, wie de enquête hebben ingevuld, etc.
  • Enquête-antwoorden. Soms wil je ook naar de precieze antwoorden van geënquêteerden kunnen verwijzen. Ook voor de ingevulde enquêtes zijn de bijlagen een goede plek.
  • Formulieren, brieven, etc. Heb je contact gehad met een expert via geschreven tekst (e-mail, brief, etc.)? Dan kun je die tekst ook in de bijlagen zetten, maar alleen als dat er voor het onderzoek toedoet uiteraard. Hetzelfde geldt voor formulieren, originele teksten, etc. die je in je scriptie bespreekt.
  • Mindmaps of uitgewerkte modellen die je vooral hebt gebruikt voor je eigen inzicht en die geen hoofdrol spelen in je onderzoek.

Verwijzen naar bijlagen

Uiteraard wil de lezer de juiste bijlage snel kunnen terugvinden. Daarom is het belangrijk dat je in de lopende tekst op de juiste plekken verwijst naar de bijlagen. Vermeld daarbij ook om welke bijlage het gaat (Bijlage 1, 2, 3, etc.). Dan weet je lezer de juiste plek te vinden.

Zorg ervoor dat je in de lopende tekst naar elke bijlage minimaal één keer verwijst. Dat kun je tussen haakjes of in de zin zelf doen. Dit ziet er bijvoorbeeld als volgt uit:

  • Uit het interview met Jan Peters (zie Bijlage 3.1) blijkt dat…
  • In tabel 1 (zie Bijlage 2) is te zien dat…
  • De volledige enquête is opgenomen in Bijlage 4.

Bijlagen voor of na de literatuurlijst?

Het is gebruikelijk om de bijlagen na de literatuurlijst te zetten en daarbij op een nieuwe pagina te beginnen. Check eventueel bij je scriptiebegeleider wat de eisen vanuit jouw opleiding zijn voor de plek van de bijlagen.

Aandachtspunten voor de bijlagen bij je scriptie

Ben je bezig met de bijlagen bij je scriptie? Houd dan rekening met de volgende punten:

  • Maak voor elk onderdeel een aparte bijlage. Nummer de verschillende bijlagen en zet er ook een duidelijke titel boven.
  • Benoem de bijlagen in je inhoudsopgave, zodat de lezer ze eenvoudig kan terugvinden.
  • Bestaat een bijlage uit meerdere onderdelen? Nummer de onderdelen dan ook apart. Heb je bijvoorbeeld vier interviews afgenomen? Dan kun je elk interview een nummer geven binnen dezelfde bijlage (Bijlage 3.1, 3.2, etc.).
  • Meestal schrijf je Bijlage met een hoofdletter als je naar één bepaalde bijlage verwijst. Dat is geen vereiste, maar wel gebruikelijk. Wees in elk geval consequent. Dus gebruik óf overal een hoofdletter óf overal een kleine letter.
  • Zet elke nieuwe bijlage op een nieuwe pagina. Bij onderdelen van bijlagen (Bijlage 4.1, 4.2, etc.) is dat niet altijd nodig. Alleen als je wat langere bijlage-onderdelen hebt, is het wel slim om die op aparte pagina’s te zetten.
  • Controleer je bijlagen op taalfouten. Ook de bijlagen tellen mee voor het oordeel van je scriptiebegeleider. Twijfel je over je taal en spelling? Laat dan je scriptie controleren door een van onze editors. Dan weet je zeker dat zowel je scriptie als je bijlagen vrij zijn van fouten.

Meer tips voor je scriptiestructuur?

De bijlagen zijn een van de vele onderdelen in je scriptie. Wil je precies weten welke onderdelen allemaal in je scriptie terugkomen en wat in elk onderdeel moet staan? Lees ons artikel over de scriptiestructuur. Dat geeft je houvast bij het schrijven van je scriptie.